• Slide 0
  • Slide 1
  • Slide 2
  • Slide 3
  • Slide 4
  • Slide 5
  • Slide 6
  • Slide 7

Voorgaande beiaardiers

Herman C. J. Teygeler: Beiaardier in Barneveld van 1945 tot 1955

Herman Teygeler wordt op 15 maart 1908 in Utrecht geboren. Het gezin verhuist naar Nijkerk, waar vader Teygelaar directeur van de Incassobank wordt. Ook voor Herman heeft hij een degelijke beroepskeuze op het oog. De jonge Herman denkt hier echter anders over. Muziek is het voornaamste in zijn leven. Al op de middelbare school schrijft hij in zijn agenda meer muzikale notities dan huiswerk.

Toch gaat hij na zijn middelbare schooltijd op een bank in Amsterdam werken. Daarna neemt hij met zijn vrouw de confectiezaak in Ermelo van zijn schoonmoeder over. Vanaf dat moment kan hij zich aan de muziek wijden. Zijn vrouw doet de zaak grotendeels, terwijl hij piano- en orgellessen geeft.

Contact met de beiaard heeft hij al langer, want zijn vader is lange tijd bestuurslid van de Nijkerkse Klokkenspelvereniging geweest, later opgevolgd door Herman’s zus Jetty. Van Meyll, Nijkerks stadsbeiaardier van 1907- 1945 leert hij de belangrijkste kneepjes van het beiaardiersvak. Geleidelijk aan ontwikkelt hij zich tot Meyll’s vaste vervanger in Nijkerk en Barneveld. Als Meyll na de bevrijding in 1945 van zijn functies wordt ontheven, wordt Herman Teygeler bijna vanzelfsprekend zijn opvolger.

Om zich beter te scholen neemt hij beiaardles aan de Belgische Beiaardschool ‘Jef Denijn’ te Mechelen, dan nog de enige beiaardschool ter wereld. Helaas kan hij door geldgebrek zijn opleiding daar niet afmaken.

Het spel van Herman Teygeler wordt door tijdgenoten/collega’s als Romke de Waard en Cees Roelofs gekenschetst als misschien niet zeer virtuoos, maar wel bijzonder muzikaal en aangenaam om aan te horen. Vooral zijn harmonisaties worden geroemd om de goede harmonische onderbouwing. Uit alles blijkt dat hij theoretisch goed onderlegd is. Hij wordt dan ook een zeer gewaardeerd lid van de adviescommissie van de Nederlandse Klokkenspelvereniging, die graag een beroep op hem doet als het gaat om het beoordelen van de zuiverheid en de bespeelbaarheid van een klokkenspel.

In die hoedanigheid krijgt hij ook contact met klokkengieter Van Bergen, uit Heiligerlee, voor wie hij een aantal klokken keurt en soms ook inspeelt. Hij heeft daar ook zeker gespeeld op de gereedstaande beiaard voor de St. Martin’s Church in New York (1949), waarvan hij later de vaste bespeler zal worden. Via Van Bergen worden ook de mogelijkheden afgetast om in Amerika zijn beiaardcarrière voort de zetten. In Nijkerk is Teygeler actief als promotor van de beiaard. Hij ijvert ervoor dat het eerste naoorlogse Beiaardconcours in 1947 in Nijkerk wordt gehouden. Hij stimuleert de uitbreiding van de beiaard in 1953 door Van Bergen. Ook in Barneveld zorgt hij voor restauratie en uitbreiding van het klokkenspel in 1948.
In Nijkerk geeft hij de start van Koninginnedag een nieuwe dimensie, door de gebruikelijke feestliederen nu samen met leden van het fanfarekorps te spelen. Verder steunt hij met de Nijkerkse Kokkkenspelvereniging de plannen van de Amersfoortse zustervereniging om te komen tot de oprichting van een beiaardschool in Amersfoort.

De Amerikaanse toekomstmogelijkheden laten Teygeler echter niet los. Hij verwacht in Amerika zijn talenten veel beter te kunnen ontplooien en daar eindelijk als fulltime musicus goed de kost te kunnen verdienen. Bovendien laat hem de angst voor een nieuwe oorlog in Europa hem niet los. Amerika moet hem daarvan verlossen. In 1952 krijgt hij inderdaad een benoeming tot beiaardier van St. Martin’s Church in New York. Dan start een getouwtrek om een visum te krijgen dat, overigens zonder resultaat, zelfs oploopt tot Prins Bernhard. Pas in 1954 krijgt hij een visum, zodat hij nu zijn American Dream kan realiseren. In februari 1955 vertrekt hij per boot naar de Verenigde Staten.
Hoewel hij er behalve beiaardier ook organisten koordirigent wordt, blijft het helaas toch nodig om daarnaast ander werk in parttime te verrichten. Hij is tevens actief als componist. Een aantal beiaard- en koorwerken komt nog regelmatig op de Amerikaanse beiaardprogramma’s voor.
Toch verloopt het leven daar bepaald niet probleemloos en wordt het kinderloze echtpaar geconfronteerd met ziekte, tegenwerking, eenzaamheid en armoede. In 1969 overlijdt Teygelaar, zonder ooit in Nederland terug te zijn geweest.

Johannes Wijnand (Johan) Meyll. Beiaardier in Barneveld van 1927-1940

Johan Meiyll was een Nederlandse beiaardier, organist, dirigent en muziekleraar. Zijn naam wordt in publicaties doorgaans geschreven als “Joh. W. Meyll”, soms ook als “Meijll”.
Meyll werd geboren in Amsterdam op 15 mei 1880. Hij trouwde op 31 oktober 1911 te Nijkerk met Hendrika Hoogeveen. Zij kregen twee zoons en een dochter. Op 11 april 1960 overleed hij. Meyll is begraven op de Algemene Begraafplaats in Nijkerk.
Meyll voelde zich al vroeg tot de muziek aangetrokken. Op 8-jarigen leeftijd gaf hij reeds blijk muzikale talanten te bezitten, terwijl hij als knaap van 14 jaar in de Oude Kerk te Amsterdam al een Godsdienstoefening begeleidde. Meyll studeerde aan het Amsterdamsch Conservatorium bij onder anderen Jean-Baptiste de Pauw (orgel en piano), Daniël de Lange (solfège) en Bernard Zweers (harmonie en contrapunt). In 1908 rondde hij zijn opleiding af. Op latere leeftijd startte hij een beiaardstudie bij Jef Denyn in Mechelen. In 1931 studeerde hij daar als vierde Nederlander af. Meyll stond al langere tijd onder invloed van Jef Denyn, waardoor de Nijkerkse beiaard in 1919 door Denyn werd ingericht volgens het Mechelse systeem.

In bronnen uit 1904 wordt hij genoemd als organist in de Nederlands Hervormde Gemeente te Buiksloot. In bronnen uit 1907 wordt hij genoemd als plaatsvervangend organist van de Nieuwe Doopsgezinde Kerk in Amsterdam. Ook was hij organist in Koog aan de Zaan. In 1907 werd hij organist van de Grote Kerk in Nijkerk, na het overlijden van W.F. Enderlé.

In 1937 werd zijn 30-jarig organistenjubileum gevierd in een herdenkingssamenkomst in de Grote Kerk te Nijkerk. Ds. A. Luteyn zei hierbij: "Nu, reeds 30 jaren, heeft hij de gemeentezang begeleid, en op gevoelvolle wijze in schoone klanken de gave Gods vertolkt. Hij paarde steeds de muziek aan het gesproken Woord en weet in de taal der klanken zoowel gemoedsstrijd en verwoeden kamp, als vrede en berusting weer te geven, welke opvoeren tot hoogten van ongekend geluk en hoogere eenheid."

Beiaardier
In 1907 solliciteerde Meyll tevens naar de functie van stadsbeiaardier in Nijkerk. Hij had “nog nooit een carillonklavier aangeraakt” en moest het bespelen van de beiaard nog leren. Toch werd hij in augustus 1907 benoemd tot beiaardier en stads-muziekmeester in Nijkerk.
Als beiaardier trad Meyll regelmatig in de belangstelling. Opnames van zijn spel waren te horen op de radio. Hij verscheen in diverse kranten en bladen en verzorgde jaarlijks beiaardconcerten in heel Nederland. Verder jureerde hij bij beiaardconcoursen.
In 1918 richtte Meyll met enkele anderen de Nederlandse Klokkenspelvereniging op. Hij was jarenlang penningmeester van deze vereniging. In 1927 werd Meyll tevens beiaardier van de Oude Kerk te Barneveld. In 1928 richtte Meyll met enkele anderen de Nijkerkse Klokkenspelvereniging op.
Als dirigent was Meyll verbonden aan de Gemengde Zangvereniging Euterpe te Barneveld, het Nijkerks Kinderkoor en de Christelijke Zangvereniging Hosanna te Nijkerk.

Meyll was 38 jaar organist en stadsbeiaardier in Nijkerk. Hieraan kwam een einde na de Tweede Wereldoorlog, omdat hij lid was geworden van de NSB. Na de bevrijding werd hij geïnterneerd en verloor hij al zijn functies. In de jaren vijftig was hij weer op beperkte schaal actief als beiaardier, bijvoorbeeld op de beiaard van de Marktpleinkerk in Winschoten.

In Nijkerk kreeg Meyll de bijnaam ‘Meylltje', vanwege zijn parmantige houding en geringe lichaamslengte.

Op de verjaardagen van koningin, later prinses Wilhelmina, koningin Juliana en prins Bernhard en op Bevrijdingsdag vermeldden zijn programma’s zowel voor als na de oorlog vaderlandse en Oranjegezinde liederen.

Cees Roelofs: Beiaardier in Barneveld van 1948-1970

Cees Roelofs werd op 3 april 1905 in Arnhem geboren. Hij was zoon van bediende Hendrik Cornelis Roelofs ( die een muzikale inslag had) en Johanna Maria Schippers. Bijna zijn gehele leven woonde hij in Apeldoorn; hij trouwde rond 1933 met de blinde vrouw Truus Lammes met wie hij kinderoperettes schreef en samen een muziekschool leidde (Muziekinstituut Roelofs aan de Van der Heidenlaan 10)

Hij raakte al op jonge leeftijd geïmponeerd door de klanken van de Hemony-beiaard van de Eusebiustoren, die elke vrijdagochtend tijdens de markt werd bespeeld. Roelofs hoorde daar hoe de boeren met hun zware stemmen soms met de beiaard meezongen.

In Amsterdam volgde de jonge Roelofs, een orgelopleiding bij Frans Hasselaar, die ook de beiaard van de Oude Kerk bespeelde. Hasselaar nam hem enkele malen mee de toren in en liet Roelofs achter het klavier plaatsnemen. Hij was meteen verkocht en vanaf dat moment vast besloten om ook beiaard te gaan spelen.
De eerste beginselen van het beiaardspel werden hem bijgebracht door een andere leerling van Frans Hasselaar, de eveneens blinde Willem Créman.

Mechelen
In 1930 besloot Roelofs zijn ‘beiaardbrevet’ te gaan halen en vervolgde hij zijn opleiding bij Jef Denyn en Staf Nees aan de Beiaardschool in Mechelen.
Roelofs beschreef Denyn als een uiterst sympathiek mens, die door de verbeteringen die hij aanbracht aan de beiaardinrichting én door zijn fijnzinnige beiaardspel de in vervallen toestand verkerende beiaardkunst weer nieuw leven inblies.
Op 23 juli 1933 deed Roelofs, bij een tropische temperatuur, op de St. Romboutstoren examen en haalde hij zijn diploma ‘met vrucht’. Aan het examen namen vijf kandidaten deel waaronder Jef Rottiers en Nora Johnston, de zuster van de bekende Engelse klokkengieter Cyrill Johnston.
In 1933 ontmoette hij Jef Denyn in Rhenen, toen die daar uitgenodigd was om de nieuwe Van Bergen beiaard in te spelen. Denyn beval zijn oud-leerling Roelofs aan als toekomstige beiaardier van Rhenen, maar deze wijze raad werd helaas niet opgevolgd (men prefereerde ene P. Hoolhorst).

De crisisjaren
Net als nu, bleek het ook in de jaren dertig allerminst eenvoudig om als pas afgestudeerd beiaardier aan de slag te komen. Roelofs ondervond weinig gastvrijheid van collega’s die soms bang waren om iemand in hun toren toe te laten die misschien beter speelde dan zijzelf.
Wie daar geen last van had, was de Nijkerkse beiaardier Meyll, die zelf ook in Mechelen had gestudeerd. Hij liet Roelofs regelmatig op zijn beiaard spelen en ging dan zelf onder aan de toren staan luisteren.
Wegens zijn pro-Duitse houding (tijdens de oorlog was hij lid van de NSB) werd Meyll na de oorlog in Nijkerk als beiaardier en organist ontslagen, een te zware straf volgens Roelofs, die vond dat hij deze vernederingen niet verdiende.
Op 29 augustus 1931 nam Roelofs, onder het motto ‘nee heb je en ja kun je krijgen’, deel aan de derde Nationale Beiaardwedstrijd in Breda. Hij speelde toen nog geen jaar beiaard, maar met een improvisatie over het Wilhelmus wist hij in deze categorie als tweede te eindigen met slechts twee punten achterstand op de winnaar, zijn leraar Willem Créman.
Het stimuleerde Roelofs om vaker deel te nemen aan concoursen en dat deed hij met succes! In 1933 behaalde hij in Enschede de 1e prijs, in 1934 in Amsterdam de 2e prijs, in 1935 in Zwolle de 3e prijs en de 1e prijs voor improvisatie en in 1937 in Maastricht de 1e prijs.
Over het Internationale Concours in 1934 in Amsterdam wist Cees smakelijk te vertellen. De wedstrijd stond volop in het teken van de broekse en tuimelaarse twisten*. De afdeling ‘Hollands pedaal’ vond plaats op het Paleis, de afdeling ‘Mechels Pedaal’ op de Oude Kerk, waarvan de beiaard al in 1932 volgens de inzichten van Denyn was ingericht (de andere Amsterdamse beiaarden zouden pas in de jaren zestig volgen). 
Roelofs eindigde, met minimaal verschil, als tweede achter de Belg Géo Clément, die veel indruk maakte met zijn eigen Suite Archaïque.

Amsterdam
Pas 15 jaar na zijn diplomering kreeg Roelofs zijn eerste aanstelling als beiaardier.
Nadat hij acht jaar de vaste vervanger was geweest van Frans Hasselaar, volgde hij deze in 1948 op als beiaardier van de Oude Kerk in Amsterdam, een functie die hij tot 1970 zou vervullen. Roelofs was een fervent voorstander van het tuimelaarsysteem, maar had een goede relatie met de voorman van het ‘broekse’ kamp, zijn oudere Amsterdamse collega Jacob Vincent.
Aanvankelijk vielen hun speeltijden samen. Als ‘s maandags van 12.00 tot 13.00 uur Vincent op het Paleis en Roelofs op de Oude Kerk speelden, dan konden ze elkaar horen. Na afloop wandelden ze vaak samen naar het Centraal Station om de trein naar huis te nemen. Vincent sprak Roelofs aan als ‘mijn vriend. Volgens Roelofs was het de wens van Vincent om achter de beiaard te sterven, maar die wens ging niet in vervulling. Een jaar na zijn laatste bespeling in 1952 overleed de 84-jarige Vincent in het Academisch Ziekenhuis te Utrecht.
In 1952 wist Roelofs te bewerkstellingen dat de beiaard van de Oude Kerk tot vier octaven werd uitgebreid en in 1965 volgde een grote restauratie. Met dankbaarheid denkt hij terug aan diverse gemeenteambtenaren (King, Prent, Harinxma) de hem hielpen zijn ideeën uit te voeren. Eind jaren zestig kwam een jonge Amsterdamse student hem wekelijks vergezellen om de kunst af te kijken en een minuut of tien zelf de beiaard te bespelen. Zijn naam: Sjoerd Tamminga.

Barneveld
In 1955 solliciteerde Roelofs in Barneveld nadat daar, door het vertrek van de uit Nijkerk afkomstige Teijgeler, een vacature was ontstaan. Hier zou hij niet minder dan 30 jaar de beiaard bespelen. Ook in Barneveld zette Roelofs zich krachtig in voor een verbetering en uitbreiding van het 2-octaafs instrument. Aanvankelijk hadden zijn in bloemrijke stijl geschreven brieven aan B&W weinig succes, maar na verloop van tijd kreeg hij steeds meer steun, vooral van de gemeentesecretaris Lokker en de burgemeesters Van Diepeninge en Aschoff.
Omdat burgemeester Van Diepeninge het niet kon verkroppen dat Nijkerk een zwaardere basklok (een es1) had dan Barneveld, werd in 1976 besloten de Barneveldse beiaard uit te breiden met de klokken es1 en as1. Zeer erkentelijk was Roelofs de Barnevelders, die hem 30 jaar met koffie ontvingen en op zijn gang naar de beiaard begeleidden, zoals de juwelier Van Dronkelaar en de gemeenteambtenaar Tulp. 
In 1985 nam hij op 80-jarige leeftijd afscheid, bij welke gelegenheid hij tot ereburger van Barneveld werd benoemd.

Apeldoorn
Roelofs woonde 63 jaar lang in Apeldoorn in een huis, waarvan de voorgevel was voorzien van een klein klokkenspel, dat hem was aangeboden door de fa. Eijsbouts.
In 1987 nam Roelofs op 82-jarige leeftijd afscheid als beiaardier in Apeldoorn. Met zijn eveneens blinde echtgenote verhuisde hij naar De Vier Dorpen in Beekbergen, deed zijn oefenklavier aan kant en ging weer orgel spelen. Lang heen bespeelde hij elke dag een uur zijn Johannes-orgel.
Cees Roelofs was ook 55 jaar lang, van 1930 tot 1985, organist van de Doopsgezinde kerk in Deventer. Hij begon daar al op 20-jarige leeftijd, nadat zijn proefspel gunstig was beoordeeld door niemand minder dan de vermaarde Jan Zwart.
Bij zijn 50-jarig jubileum als organist ontving Roelofs een Koninklijke onderscheiding.

De Koninklijke Nederlandse Klokkenspel-Vereniging opgericht in 1918.
In 1933 werd Roelofs, op aandringen van Willem Créman, lid van NKV. Toen de NKV in 1998 haar 80-jarig bestaan in Utrecht vierde, bezocht hij voor het laatst een jaarvergadering.
Voor Romke de Waard, die veel deed voor het NKV, had hij groot respect. Weliswaar ging De Waard met zijn populaire repertoire (Circus Renz!) voor de vakmensen wel eens wat te ver, maar voor zijn inspanningen voor de beiaard en de beiaardkunst had Roelofs niets dan respect.
In Barneveld stemde een ongeïnteresseerde gemeenteraad, na een geestdriftige toespraak van Romke de Waard vlak voor de raadsvergadering, unaniem vóór de uitbreiding van de beiaard.
Tot op hoge leeftijd volgde Roelofs met veel belangstelling de ontwikkelingen en alle lief en leed in de beiaardwereld. Zowel van de ziekte van zijn opvolger Henry Groen als van het nieuwe concertcarillon van Boudewijn Zwart was hij nauwkeurig op de hoogte.

*Aan het begin van de vorige eeuw werd het spel van de Nederlandse beiaardier gekenmerkt als saai en sober, waarin spaarzaam gebruik werd gemaakt van versieringen en virtuoze toonladderpassages. Deze 'Hollandse speelwijze' sproot enerzijds voort uit een gebrek aan scholing van de beiaardiers, en anderzijds vanuit een dogmatische opvatting over het muziekrepertoire, dat voornamelijk bestond uit eenvoudige melodieën. Maar niet in de laatste plaats was de aan het begin van de vorige eeuw gangbare tractuurinrichting met het gebrekkige 'broeksysteem' er de oorzaak van dat de hollandse beiaardiers zo strak speelde. toen vanaf 1900 de Vlaamse beiaardier Jef Denijn het oude 'tuimelaar'principe weer in ere herstelde, bleven de hollanders qua speeltechniek en beiaardinrichting achter bij hun zuiderburen. De Vlaamse speelwijze was er één van expressie en virtuositeit. er ontstonden kampen tussen de aanhangers van het 'broeksysteem' (Holland) en die van het 'tuimelaarsysteem' (Vlaanderen). De discussies tussen noord en zuid werden met zoveel krachttermen bijgezet dat men ze spottend 'de broekse- en tuimelaarse twisten' noemde. Vandaag de dag is de discussie weer terug in de beiaard wereld, nu met het verweer dat beiaarden origineel ingericht moeten worden. ( Amsterdam, Zuidertoren; Haarlem, BakenessertorenAmersfoort, Onze Lieve Vrouwe Toren) Op de Zuidertoren te Amsterdam is men er zelfs toe overgegaan om een klavier met Hollands pendaal te bouwen, helaas met een groot 'spaanplaat gehalte' !

Henry Groen: Beiaardier in Barneveld van 1985-2003.

 

Na een loopbaan in het onderwijs, studeerde hij beiaard aan de Nederlandse Beiaardschool in Amersfoort bij Peter Bakker en Bernard Winsemius en theologie aan de Theologische faculteit te Kampen.  Hij behaalde in 1986 het diploma Uitvoerend Musicus en in 1989 studeerde hij af als theoloog. Uiteindelijk koos Henry na een grondige overweging toch voor de muziek i.p.v. de kansel.

Groen componeerde en arrangeerde muziek voor beiaard en was stadsbeiaardier van Apeldoorn, Barneveld, Dordrecht, Ede, Gouda en Wageningen. Naast het bespelen van de torenmuziekinstrumenten legde hij zich toe op het adviseren van gemeentes bij restauraties en renovaties van beiaarden. Met Boudewijn Zwart vormde hij het Nederlands Carillon Duo en organiseerde hij tal van projecten. Hij had een drukke concertpraktijk in binnen- en buitenland.

Wegens ernstig hersenletsel moest hij in 2003 zijn werkzaamheden beëindigen.

Henry was jarenlang de muzikale partner van Boudewijn Zwart. Zij studeerden gelijktijdig aan de beiaardschool en zijn sindsdien in muzikaal opzicht onafscheidelijk geweest. Ze waren samen als stadsbeiaardier aangesteld in Dordrecht, Ede en Gouda. Met hun vierhandig beiaardspel vormden zij het Nederlands Carillon Duo. Dankbaar gebruik maakten zij van onze kleurrijke achternamen. Voor de grap ging Henry dan wel eens gekleed in ‘t zwart en Boudewijn in ‘t groen. Dat leidde tot hilarische situaties.

Aan hun samenwerking kwam abrupt een einde. In 2003 veranderde Henry’s leven drastisch vanwege een hartstilstand. Door zuurstofgebrek werd onherstelbare hersenschade aangericht. Van een erudiete persoonlijkheid, die zowel op muziekgebied als op het theologische vlak zijn sporen had verdiend, veranderde Henry in iemand met verstandelijke en lichamelijke beperkingen. Na diverse omzwervingen heeft hij nu zijn plek gevonden in een verpleegtehuis voor mensen met NAH (niet aangeboren hersenletsel) in Bilthoven. De omstandigheden in acht genomen, heeft Henry het daar naar zijn zin. Hij luistert graag muziek, speelt zelfs nog een beetje piano. Bovendien helpt hij (zittend) mee in de tuin en de muurkas in het voorjaar en de zomer. Ook geniet hij van het bos dat grenst aan zijn kamer en tijdens de activiteitenuurtjes kleurt hij prachtige mandala’s. Het kortetermijngeheugen laat hem in de steek en hij is snel vermoeid. Toch blijft hij nog steeds de bedachtzame en vriendelijke man die hij altijd al was.