Over het ontstaan van Barneveldse Oude- of Sint Odulphuskerk is weinig bekend. Verondersteld mag worden dat vroegere bewoners van deze streek, nadat zij tot het christendom waren overgegaan, aanvankelijk op een verhoogde plaats een kapel gesticht hebben. De toren van deze kerk dateert vermoedelijk uit de dertiende eeuw. Ze werd vele malen ten gevolge van blikseminslag door brand geteisterd, maar steeds weer in oude luister hersteld. Zo wordt blikseminslag gemeld in 1653, 1683, 1818 en 1827. In 1828 is de toren geheel herbouwd en kreeg hij zijn huidige vorm. Naast de invloeden van de tijd gedurende de vele eeuwen van zijn bestaan moet de blikseminslag die in 1827 plaatsvond, mede de noodzaak hiertoe zijn geweest.
Toren en kerk zijn bouwkundig de eeuwen door met elkaar verbonden geweest. In niet mindere mate was de verbondenheid geschiedkundig aanwezig met de bewoners van streek en dorp vanaf hun ontstaan. Gevechten en noodweer teisterden beiden herhaaldelijk in allerlei opzichten en lieten hun sporen na. De gevechtshandelingen vonden in en om kerk en toren plaats. Zo leed de kerk grote schade toen de Utrechtsen in de strijd tegen Gelderland in het jaar 1421 Barneveld, Voorthuizen en Terschuur afbrandden. Het gebouw werd daarna hersteld, maar was opnieuw betrokken bij gevechtshandelingen in 1482, waarover de geschiedenis meldt: 'Jan van Schaffelaar springt van de toren te Barneveld'.
Na de herbouw van de toren in 1828 werd hij opnieuw door noodweer getroffen in het jaar 1870.
De onderste drie, van de later in totaal gebouwde vijf geledingen van de toren, werden omstreeks de dertiende eeuw in de Romaanse stijl opgetrokken. De bovenste twee volgden zeer waarschijnlijk in de vijftiende eeuw. De bogen van de galmgaten zijn een beetje spitsvormig. De uiteindelijke bekroning werd een naaldspits met een koepel. De muren zijn versierd met uitgewerkt metselwerk bestaande uit lisenen en rondboogfriesen. In de twee meter dikke muur van de onderste geleding voerde vanuit de kerk een ingemetselde trap naar de ruimte boven het gewelf, vijftien meter hoog. Met ladders is de ongeveer twintig meter hoger gelegen trans, de omloop op de toren, bereikbaar gemaakt. Tot deze hoogte zijn de muren anderhalve meter dik. Drie houten zolderingen met zware eiken balken, die ook de vier luidklokken en de twintig meter hoge spits dragen, werden in deze muren gelegd. De punt van de spits is momenteel ongeveer vijf en vijftig meter boven de begane grond. Tot 1930 bestond de bekroning van de spits uit een opengewerkte koepelvorm. In dat jaar is deze vervangen door een uivormige. Het ontwerp daarvan was van de toenmalige gemeente-architect G. Leijsen.
Eén van de twee grootste luidklokken is gedateerd 1665 en weegt 2500 kilo. Het verdere opschrift luidt: "Zo menigmaal gij hoort den helderen klokkenslach - gedenk aandachtiglijk aan uwen jongsten dach." De tweede, de zogenaamde ‘hele-uurs-klok’ draagt het jaartal 1711 en het opschrift: "Ik roep door mijn geluid tot Jezus woord Zijn bruid. De dooden ik beween - 't zij grooten, hetzij kleen".
In de Franse tijd, aan het einde van de achttiende eeuw, is volgens een decreet de toren in eigendom overgegaan naar het burgerlijk bestuur. De toegang tot de torentrap vanuit de kerk is in 1850 dichtgemetseld. Sindsdien was de toren alleen te beklimmen met houten trappen vanuit de ruimte onderin de toren.
Restauratie
In 1961/1963 vond een restauratie plaats, onder leiding van architect ir T. van Hoogevest. Het metselwerk van de toren en de trans werden hersteld, de spits geheel vervangen. Het carillon werd vanuit de klokkenkamer bij de luidklokken, overgebracht naar het bovenste deel van de spits onder de uivorm. Daar bevindt zich vanaf die tijd ook de speeltafel van de beiaard. De wijzerplaten van het uurwerk, voorheen aan de trans bevestigd, werden tegen de spits aangebracht. De toegang tot de toren over de stenen trap in de muur werd na 110 jaar weer in ere hersteld, bereikbaar door een buitendeur, die aan de voet van de toren aan de noordzijde werd aangebracht. Omdat de houten trappen in de onderste torenkamer verwijderd werden, moest een andere opgang gemaakt worden die toegang kon geven tot het orgel in de kerk. Deze werd gevonden door het aanbrengen van een wenteltrap in de muren van de westgevel van het schip en de aangrenzende toren.
Video Kerkklokken Oude Toren (bron: Niels van der Giessen)